Aanwijzingen voor ‌werkzaamheden

  • De freesbewerking moet altijd tegen de omlooprichting van de frees (18) gebeuren (tegenloop). Bij het frezen met de omlooprichting (gelijkloop) kan het elektrische gereedschap uit de hand gerukt worden.

Stel de gewenste freesdiepte in.

Zet het elektrische gereedschap met gemonteerd freesgereedschap op het te bewerken werkstuk en schakel het elektrische gereedschap in.

Duw de spanhendel voor freesdieptevergrendeling (16) omlaag en beweeg de bovenfrees langzaam omlaag tot de ingestelde freesdiepte bereikt is. Laat de spanhendel voor freesdieptevergrendeling (16) weer los om deze invaldiepte vast te zetten. Duw evt. de spanhendel voor freesdieptevergrendeling (16) omhoog om deze definitief vast te zetten.

Voer de freesbewerking met een gelijkmatige voorwaartse beweging uit.

Beweeg na beëindiging van de freesbewerking de bovenfrees naar de bovenste positie terug.

Schakel het elektrische gereedschap uit.

Voor de bewerking van grote werkstukken, bijv. bij het frezen van groeven, kunt u een plank of een lat als hulpgeleider op het werkstuk bevestigen en de bovenfrees langs de hulpgeleider bewegen. Beweeg de bovenfrees aan de afgevlakte zijde van de glijplaat langs de hulpgeleider.

Bij het kanten- en vormfrezen zonder parallelgeleider moet het freesgereedschap zijn voorzien van een geleidingspen of kogellager.

Geleid het ingeschakelde elektrische gereedschap vanaf de zijkant naar het werkstuk tot de geleidingspen of het kogellager van het freesgereedschap tegen de te bewerken rand van het werkstuk ligt.

Beweeg het elektrische gereedschap langs de rand van het werkstuk. Let er daarbij op dat het gereedschap onder de juiste hoek op het werkstuk ligt. Te sterke druk kan de rand van het werkstuk beschadigen.

Schuif de parallelgeleider (27) met de geleidestangen (26) in de voetplaat (6) en draai deze met de schroeven (4) overeenkomstig de noodzakelijke maat vast.

Beweeg het ingeschakelde elektrische gereedschap met gelijkmatige voorwaartse beweging en zijwaartse druk op de parallelgeleider langs de rand van het werkstuk.

Keer de parallelgeleider (27) zodanig dat de aanslagvlakken naar boven wijzen.

Schuif de parallelgeleider (27) met de geleidestangen (26) in de voetplaat (6) en draai deze met de schroeven (4) overeenkomstig de noodzakelijke maat vast.

Bevestig de centreerstift (28) met de vleugelschroef (29) door het boorgat op de parallelgeleider (27).

Steek de centreerstift (28) in het gemarkeerde middelpunt van de cirkelboog en voer de freesbewerking met een gelijkmatige voorwaartse beweging uit.

Schuif de parallelgeleider (27) met de geleidestangen (26) in de voetplaat (6) en draai deze met de schroeven (4) overeenkomstig de noodzakelijke maat vast.

Bevestig de bochtenaanslag met gemonteerde geleiderol (30) door het boorgat op de parallelgeleider (27).

Geleid het elektrische gereedschap met lichte zijwaartse druk langs de rand van het werkstuk.

Voor cirkelvormige freeswerkzaamheden kunt u de cirkelgeleider/geleiderailadapter (31) gebruiken. Monteer de cirkelgeleider zoals te zien op de afbeelding.

Schroef de centreerschroef (36) in de schroefdraad in de cirkelgeleider. Plaats de schroefpunt in het middelpunt van de te frezen cirkelboog, let er daarbij op dat de schroefpunt in het werkstukoppervlak grijpt.

Stel de gewenste radius door verschuiven van de cirkelgeleider grof in en draai de vleugelschroeven (33) en (34) vast.

Met de draaiknop (35) kunt u na het losdraaien van de vleugelschroef (34) de lengte fijn instellen. Een omwenteling komt daarbij overeen met een verstelafstand van 2,0 mm, een van de deelstrepen op de draaiknop (35) komt overeen met een verandering van de verstelafstand van 0,1 mm.

Beweeg het ingeschakelde elektrische gereedschap met de rechter handgreep (2) en de greep voor de cirkelgeleider (32) over het werkstuk.

Met behulp van de geleiderail (37) kunt u rechtlijnig verlopende bewerkingen uitvoeren.

Voor de compensatie van het hoogteverschil moet u de afstandsplaat (38) monteren.

Monteer de cirkelgeleider/geleiderailadapter (31) zoals te zien op de afbeelding.

Bevestig de geleiderail (37) met geschikte spanvoorzieningen, bijv. lijmklemmen, op het werkstuk. Plaats het elektrische gereedschap met gemonteerde geleiderailadapter (31) op de geleiderail.

Met behulp van de kopieerhuls (39) kunt u contouren van modellen of sjablonen naar werkstukken overbrengen.

Kies afhankelijk van dikte van de sjabloon of het model de geschikte kopieerhuls. Vanwege de uitstekende hoogte van de kopieerhuls moet de sjabloon een minimumdikte van 8 mm hebben.

Verschuif de ontgrendelhendel (17) en plaats de kopieerhuls (39) van onderaf in de voetplaat (6). De codeernokken moeten daarbij merkbaar in de uitsparingen van de kopieerhuls vastklikken.

  • Kies een freesgereedschap met een diameter die kleiner is dan de binnendiameter van de kopieerhuls.

Voor het frezen met de kopieerhuls (39) gaat u als volgt te werk:

  • Beweeg het ingeschakelde elektrische gereedschap met de kopieerhuls naar de sjabloon toe.
  • Duw de spanhendel voor freesdieptevergrendeling (16) omlaag en beweeg de bovenfrees langzaam omlaag tot de ingestelde freesdiepte bereikt is. Laat de spanhendel voor freesdieptevergrendeling (16) weer los om deze invaldiepte vast te zetten. Duw evt. de spanhendel voor freesdieptevergrendeling (16) omhoog om deze definitief vast te zetten.
  • Beweeg het elektrische gereedschap met uitstekende kopieerhuls en met zijwaartse druk langs de sjabloon.